Aandelen en btw | Een complexe combinatie.

19-02-2025 -

Het houden van aandelen is geen economische activiteit voor de btw (valt niet binnen het ondernemerschap) waardoor de btw niet voor aftrek in aanmerking komt. Als het houden van aandelen wel binnen het ondernemerschap valt, is de verkoop van aandelen een van btw vrijgestelde activiteit, zodat om die reden geen recht op aftrek van btw bestaat. Daarnaast wordt ook veel discussie gevoerd over het recht op aftrek van btw op kosten gerelateerd aan het uitgeven en aankopen van aandelen. Deze kwesties zijn al vele jaren onderwerp van discussie en de rechtspraak hierover is omvangrijk, divers en complex. 

In het verleden zijn er pogingen gedaan om duidelijkheid te verschaffen, onder andere met een besluit uit 1991 (bekend als de Holdingresolutie) en een besluit uit 2004 (betreffende de heffing van omzetbelasting bij de verkoop van aandelen). Beide besluiten worden per 1juli 2025 ingetrokken.

Met de publicatie van twee nieuwe Besluiten (die per 1 juli 2025 in werking treden) deelt de Staatssecretaris van Financiën zijn standpunten over de ontwikkelingen in de jurisprudentie. Het betreft de volgende twee Besluiten:

  1. Besluit belastingplicht en fiscale eenheid omzetbelasting (besluit van 4 december 2024, nr. 2024-13987).
  2. Besluit Aftrek van omzetbelasting (Besluit van 24 november 2020, nr. 2020-167584). Dit Besluit wordt aangepast met Besluit van 26 november 2024, nr. 2024-13975.

Het is enigszins verwarrend dat het nieuwe beleid met betrekking tot "aandelen en btw" in twee afzonderlijke besluiten is ondergebracht. In dit nieuwsbericht zullen wij de essentie van het nieuwe beleid bespreken voor zover deze betrekking heeft op "aandelen en btw".

Holding - aandelen houden | ondernemerschap | fiscale eenheid btw

In principe kunnen alleen ondernemers worden opgenomen in de fiscale eenheid btw. Echter, in het besluit uit 1991 was reeds goedgekeurd dat een holding die niet kwalificeert als ondernemer voor de btw, toch kon worden opgenomen in de fiscale eenheid btw indien de holding een sturende en beleidsbepalende functie had. Deze goedkeuring wordt voortgezet in het nieuwe beleid. Hiervoor is vereist:

  • Dat de holding zich intensief bezighoudt met de besluitvorming binnen het concern;
  • Dat de holding volledig dienstbaar is aan de bedrijfsvoering van de werkmaatschappijen en daarmee als een belangrijke factor wordt beschouwd voor hun instandhouding;
  • Dat de holding een wezenlijke economische functie vervult binnen het concern.

Voor het opnemen van deze holding in een fiscale eenheid dient een schriftelijk verzoek te worden ingediend bij de Belastingdienst. Pas nadat de Belastingdienst een beschikking heeft afgegeven, kan men optreden als fiscale eenheid. 

Onderdeel zijn van een fiscale eenheid btw kan voor holdings (die de btw doorgaans niet in aftrek kunnen brengen) een belangrijk voordeel opleveren. Door opname in de fiscale eenheid kan dit namelijk veranderen mits de fiscale eenheid recht heeft op aftrek van btw. Bovendien kan men binnen een fiscale eenheid btw onderling prestaties verrichten zonder berekening van btw. Tenslotte merken wij op dat in het nieuwe beleid nu ook specifiek de tussenholding wordt genoemd.

Aandelen | recht op aftrek van btw

Op basis van eerder beleid was enige duidelijkheid gegeven over het recht op aftrek van btw in relatie tot aandelen. Dit beleid vervalt per 1 juli 2025.

Het eerste dat opvalt in het nieuwe beleid is dat het alleen gaat om aanwijzingen. Goedkeuringen zijn niet langer opgenomen.

In de opbouw van het nieuwe beleid wordt onderscheid gemaakt tussen het recht op aftrek van btw en de omvang van het recht op aftrek.

Het recht op aftrek van btw ontstaat alleen in de volgende drie situaties:

  1. Bij inmenging in het beheer van de vennootschap waarin men aandelen houdt.
  2. Aandelen worden gehouden als een rechtstreeks, duurzaam en noodzakelijk verlengstuk van de economische activiteiten.
  3. Door middel van bedrijfsmatige handel in aandelen.

Deze benadering is niet nieuw, maar het nieuwe beleid biedt een meer gedetailleerde invulling van deze drie mogelijkheden.

Het nieuwe beleid beschrijft verder de omvang van het recht op aftrek van btw indien wordt voldaan aan één van de hiervoor bedoelde situaties. Deze benadering valt verder uiteen in de omvang het recht op aftrek bij directe toerekening van de kosten en situaties waarin directe toerekening niet mogelijk is (pro rata).

Bij directe toerekening van de kosten valt op dat in een paar korte zinnen alleen wordt aangegeven dat de btw in het geheel niet voor aftrek in aanmerking komt als de kosten direct toerekenbaar zijn aan de verkoop van de aandelen. Dat is immers een vrijgestelde activiteit voor de btw. Alleen als de aandelen worden verkocht aan een partij die buiten de EU is gevestigd komt de btw wel voor aftrek in aanmerking. De opbouw van het nieuwe beleid en met name dit onderwerp laten direct zien wat de strekking is. Nog meer dan voorheen zal de focus met name gericht zijn op het niet in aftrek kunnen brengen van de btw. 

De uitdaging voor de praktijk is om te bepalen wat wel of niet valt onder direct toerekenbare kosten. Dit is een complexe kwestie waarvoor geen uniforme benadering bestaat. Het nieuwe beleid biedt hiervoor geen concrete richtlijnen. Er wordt verwezen naar “de objectieve inhoud en aard van de ingekochte prestatie” als leidraad voor deze discussie. Daarnaast maakt het nieuwe beleid onderscheid tussen kosten die voor en na de verkoop worden gemaakt. Wat het specifieke verschil is en wat de gevolgen zijn van dit onderscheid, wordt niet verder verduidelijkt.

Als directe toerekening van kosten niet mogelijk is, valt men terug op de systematiek van de pro rata. Toepassing van de pro rata houdt in dat de kosten kwalificeren als algemene kosten en dat aftrek van btw wordt bepaald door de verhouding tussen (kort samengevat) btw-belast omzet en btw-vrijgestelde omzet. Aangezien de verkoop van aandelen kwalificeert als btw-vrijgestelde omzet, heeft deze verkoop een aanzienlijke impact op de berekening van de pro rata. Tegelijkertijd is dat vreemd omdat een dergelijke verkoop doorgaans een incidentele handeling is, maar toch een verstorend effect heeft op de pro rata. 

De wettelijke systematiek bood al de mogelijkheid om deze omzet buiten de berekening van de pro rata te houden. De ervaring in de praktijk is echter dat dit zelden werd geaccepteerd. In het nieuwe beleid lijkt nu juist te worden aangegeven dat voor deze benadering meer ruimte zal worden geboden. De invulling van wat wel/niet als incidentele handeling kwalificeert, zal per casus moeten worden beoordeeld. 

Wij voorzien dat onder het nieuwe beleid, dat per 1 juli 2025 van kracht wordt, wij vaker te maken zullen krijgen met niet-aftrekbare btw op verkoopkosten. De precieze impact hiervan is momenteel echter nog onzeker, aangezien het nieuwe beleid op cruciale punten niet volledig duidelijk is en specifieke richtlijnen ontbreken.



logo element

Heeft u vragen over dit bericht of wilt u het onderwerp verder doorspreken, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen via info@vatpartners.com