Aansprakelijkheid en Fraude

14-09-2025 -

Aansprakelijkheid en Fraude

De belastingautoriteiten van de lidstaten worden in toenemende mate geconfronteerd met fraudegevallen en situaties waarin geen btw wordt afgedragen, bijvoorbeeld als gevolg van liquiditeitsproblemen In het afgelopen decennium is er dan ook een duidelijke stijging waarneembaar in het aantal zaken met betrekking tot aansprakelijkstelling voor de btw, evenals in het aantal btw-fraudezaken.

Voor de btw bestaat er een wezenlijk verschil tussen beide onderwerpen. Fraude betreft het opzettelijk creëren van omstandigheden waarbij geen btw wordt afgedragen of onterecht btw wordt teruggevraagd. In dergelijke gevallen kunnen ingrijpende maatregelen worden genomen. Een ondernemer kan ook fraude worden aangerekend indien vaststaat dat hij wist of had moeten weten van de fraude. In de loop der jaren is er geleidelijk meer duidelijkheid ontstaan over wanneer er sprake is van fraude, onder welke omstandigheden een ondernemer kan worden verweten dat hij hiervan op de hoogte was of had kunnen zijn, en aan welke bewijslast de belastingdienst dient te voldoen.

In situaties waarin geen sprake is van fraude, kan een ondernemer hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de btw-schuld van de wederpartij. Voorbeelden daarvan in Nederland zijn onder andere de aansprakelijkheid bij een fiscale eenheid btw en de aansprakelijkheid voor de btw bij inlening van personeel. Ook voor hoofdelijke aansprakelijkheid geldt dat door de jaren meer duidelijkheid is ontstaan wanneer de aansprakelijkheid wel en niet ingeroepen kan worden.  Zo kan een ondernemer niet aansprakelijk worden gesteld enkel vanwege het feit dat de leverancier wel btw-aangifte heeft gedaan, maar de btw niet heeft voldaan aan de belastingdienst, zelfs indien de ondernemer hiervan op de hoogte was. Het blijkt dat lidstaten toch redelijk ‘creatief’ zijn in de lokale wetgeving om derden aansprakelijk te stellen voor andermans btw-schulden.

Nieuwe procedure Hof van Justitie van de Europese Unie

Bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) is wederom een zaak aanhangig waarin de vraag voorligt hoever een lidstaat kan gaan bij het aansprakelijk stellen van een ondernemer die goederen heeft aangekocht en de btw in aftrek heeft gebracht, maar de leverancier de btw op deze verkoop niet aan de belastingdienst heeft voldaan. Een opmerkelijk element in deze zaak is dat de verkopende partij, aan wie de btw-afdracht was toe te schrijven, op het moment van de aansprakelijkstelling van de ondernemer die de goederen had verworven, niet meer bestond.

Op 4 september 2025 is de conclusie van de advocaat-generaal van het HvJ EU gepubliceerd. Hoewel het hier nog niet om een uitspraak gaat, is het relevant op te merken dat in deze conclusie wederom belangrijke piketpaaltjes worden geslagen die dienen ter afbakening van de grenzen voor aansprakelijkstelling. In dit kader wordt tevens op zorgvuldige wijze onderscheid gemaakt tussen aansprakelijkstelling en fraude.

Een belangrijk uitgangspunt is dat, zoals bevestigd door het HvJ EU, lidstaten geen stelsel van onvoorwaardelijke aansprakelijkheid mogen hanteren. Ondernemers kunnen derhalve niet hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld indien zij redelijkerwijs al het mogelijke hebben gedaan om te waarborgen dat hun transacties niet deel uitmaken van een keten waarin misbruik of fraude wordt gepleegd.

Kort samengevat, volgens de advocaat-generaal kan een derde partij alleen aansprakelijk worden gesteld indien:

  1. Er een duidelijke grondslag is voor de aansprakelijkheid. Het evenredigheidsbeginsel vereist dit aangezien anders elke ondernemer, zonder een band met de leverancier, aansprakelijk kan worden gesteld (onbeperkte aansprakelijkheid). Dit kan een feitelijke bestaande band zijn of een juridische relatie tussen de twee ondernemers. In elk geval, er moet sprake zijn van enige mate van toerekening
  2. Er moet daadwerkelijk sprake zijn van een concrete btw-schuld op het moment dat een derde aansprakelijk wordt gesteld. Op het moment dat een derde partij aansprakelijk wordt gesteld mag deze btw-schuld niet teniet zijn gegaan
  3. De ondernemer bij wie de btw-schuld is ontstaan, bestaat nog

Zodra het HvJ EU uitspraak heeft gedaan in deze zaak, brengen wij u daarvan op de hoogte via onze website en onze periodieke nieuwsbrief.



logo element

Heeft u vragen over dit bericht of wilt u het onderwerp verder doorspreken, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen via info@vatpartners.com