Btw-aftrek | herziening op diensten | gelijk aan onroerende zaken | Hof van Justitie C-243/23 - Drebers

25-09-2024 -

 

Het Hof van Justitie (HvJ) heeft in september 2024 in de zaak Drebers een belangrijke uitspraak gedaan op het gebied van vastgoed, btw-aftrek en herziening van die aftrek als het diensten betreft (zoals verbouwingsdiensten). Deze uitspraak heeft nog geen effect op de huidige btw-wetgeving in Nederland. Dat gaat veranderen in 2026. Hierna gaan wij eerst kort in op de aanstaande wijzigingen in Nederland. Daarna geven wij een toelichting op de uitspraak in de zaak Drebers.

Wijzigingen Nederland

Eerder dit jaar is bekend gemaakt dat de btw-wetgeving gaat worden aangepast waar het de btw-aftrek op bepaalde diensten betreft. Zie daarvoor ons nieuwsbericht uit maart 2024. Het voorstel tot een wetswijziging is nu formeel bekend gemaakt via de publicatie van het Belastingplan 2025. Een nadere toelichting op deze plannen kunt u teruglezen in ons nieuwsbericht over Prinsjesdag.

Kort samengevat komt de voorgestelde wijziging hier op neer. De btw-aftrek op bepaalde bij wet gedefinieerde diensten met betrekking tot onroerende zaken (de ‘investeringsdienst’) gaat onder de herzieningsregeling vallen. Dat betekent dat de btw-aftrek bij aankoop van deze dienst nog niet definitief is. De btw-aftrek wordt namelijk afhankelijk van het gebruik van de investeringsdienst, voor een periode van 5 jaar. Het is de bedoeling dat deze wijziging, op basis van een overgangsregeling, in 2026 effect krijgt. Dat betekent overigens niet dat het alleen gaat om diensten die vanaf 2026 worden ingekocht. De wijziging kan ook de in 2025 aangekochte investeringsdiensten betreffen.

De regels voor de herziening van btw-aftrek komt er per 2026 dan als volgt uit te zien:

  • Herziening van 5 jaar op investeringsdiensten
  • Herziening van 5 jaar op roerende zaken waarop kan worden afgeschreven
  • Herziening van 10 jaar op onroerende zaken

HvJ – uitspraak zaak Drebers

De uitspraak van het HvJ in de zaak Drebers betreft een casus uit België. In België heeft men al langer een herzieningsregeling voor bepaalde diensten. De herzieningsregeling voor diensten duurt 5 jaar. Voor onroerende zaken duurt de herzieningsregeling 15 jaar.

Belanghebbende had verbouwingswerkzaamheden laten uitvoeren aan een pand in België. Deze werkzaamheden (diensten) vielen onder de in België geldende herzieningsregels (5 jaar). Belanghebbende had ten tijde van de werkzaamheden geen recht op aftrek van btw. Naderhand, na oplevering van de werkzaamheden, kon belanghebbende op basis van een wetswijziging wel btw in aftrek brengen. Het tijdsverloop tussen de werkzaamheden en de wetswijziging was echter langer dan 5 jaar. Belanghebbende kon dan ook niet alsnog (een deel van) de btw in aftrek brengen door het inroepen van de herzieningsregels aangezien de termijn van 5 jaar voor diensten was verlopen.  Belanghebbende deed dan ook een beroep op de herzieningsregels voor onroerende zaken (15 jaar). De vraag voor het HvJ was of belanghebbende een beroep op de langere herzieningstermijn van 15 jaar voor onroerende zaken kan doen, ondanks dat het bij belanghebbende om diensten gaat. Het argument van belanghebbende was dat (kort samengevat) gegeven de omvang van de kosten (ca. € 2 mio) en de ingrijpende werkzaamheden, de diensten gelijkgesteld zouden moeten worden met onroerende zaken.

Het HvJ stelt vast dat de door belanghebbende afgenomen werkzaamheden diensten betreffen en daardoor niet onder herziening van onroerende zaken vallen en dus ook niet onder de langere herzieningstermijn van 15 jaar. Echter, als de diensten dezelfde kenmerken hebben als onroerende zaken, bijvoorbeeld qua economische levensduur, zou het onlogisch zijn om deze diensten anders te behandelen dan onroerende zaken. Met deze uitspraak maakt het HvJ het mogelijk dat ook diensten onder de langere herzieningstermijn voor onroerende zaken kunnen vallen. Bovendien bepaalt het HvJ dat lidstaten weliswaar zelf het recht hebben om in de nationale wetgeving te bepalen (tot op zekere hoogte) hoe de herzieningsregeling heeft te gelden, maar dat ondernemers de mogelijkheid hebben om rechtsstreek een beroep te doen op de Europese btw-richtlijn als men op grond van de nationale regelgeving geen mogelijkheid heeft om de verlengde herzieningstermijn voor onroerende zaken toe te passen op diensten.

UItspraak Drebers - effect in Nederland

Als we dan weer kijken naar de voorgenomen wetswijzing in Nederland om investeringsdiensten alleen te koppelen aan een herzieningstermijn van 5 jaar, verwachten wij een soortgelijke discussie in Nederland als wordt vastgehouden aan deze termijn. Met andere woorden, discussies over een herzieningstermijn van 10 jaar ook al betreft het investeringsdiensten.

Wij merken nog op dat de herzieningsregeling twee ‘gezichten’ heeft. Het kan ondernemers alsnog een aanvullende btw-teruggaaf opleveren als de verhouding tussen btw-vrijgesteld en btw-belast gebruik van de goederen en diensten wijzigt. Het kan echter ook leiden tot het terugbetalen van de al eerder in aftrek gebrachte btw.

Tenslotte nog deze laatste opmerking. Deze uitspraak lijkt op een discussie die in Nederland al langer wordt gevoerd. Namelijk de vraag of een ingrijpende verbouwing en/of renovatie kan leiden tot een nieuw vervaardigde onroerende zaak voor de btw (‘in wezen nieuwbouw’ discussie). De uitspraak van het HvJ in de zaak Drebers ziet niet op deze discussie. Overigens, de discussie op dit punt (‘in wezen nieuwbouw’) loopt nog steeds in Nederland (zie nieuwsbericht). 



logo element

Heeft u vragen over dit bericht of wilt u het onderwerp verder doorspreken, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen via info@vatpartners.com